In een gesprek of in een ingewikkelde situatie gebeurd het regelmatig dat het gesprek vast loopt. Je krijgt de indruk dat je gesprekspartner (of jezelf) vast zit in een denkpatroon die een herhaling van zetten en een afstand tot de ander oplevert. In dit voorbeeld onderzoeken we dit fenomeen aan de hand van twee cases. Door een tegenstelling als een polariteit te beschouwen, ontstaat er ruimte om anders te kijken en te doen.
Om het begrip polariteit te begrijpen gaan we terug naar de Duitse filosoof en Dadaïst Salomo Friedländer (1871-1946). Hij stelde dat we de wereld vooral begrijpen vanuit tegenstellingen. Alles wat we begrijpen en zien heeft een tegenstelling: lang en kort, onzinnig en wijs, warm en koud, licht en donker, klein en groot etc. Maar, zei Friedländer, de tegenstelling is geen echte tegenstelling, maar een uiterste van twee polen, oftewel een polaire tegenstelling. Dat betekent dat er volgens hem ook een ‘punt’ moet zijn waar de polen elkaar opheffen, en er dus vrijheid bestaat. Dit concept is door Fritz Perls gebruikt toen hij de Gestalttherapie ontwikkelde, want voor hem betekende dit dat hij mensen kon helpen de tegenstelling – al is het maar voor even – los te laten en ruimte te maken voor een nieuw initiatief.
Een voorbeeld van een tegenstelling die ik (Charles) vaak ervaar: ik vind dat ik antwoord moet kunnen geven op een vraag en dat ik moet vertrouwen op wat ik weet. Maar ik heb inmiddels ook geleerd te faciliteren waarbij ik volg wat de deelnemers willen. Tot zover geen probleem, maar het voelt voor mij als een tegenstelling omdat ik denk dat ik moet kiezen: ofwel ik hou strak vast aan mijn eigen denkbeeld, ofwel ik volg dat van anderen, maar een tussenweg is er voor mij niet echt. Ik kies altijd te voren een ‘rol’, en daar houd ik dan (krampachtig) aan vast. Een polariteit wordt een tegenstelling waaruit ik ‘moet’ kiezen Perls, de grondlegger van de Gestalttherapie, was met name geïnteresseerd in het tussengebied, wanneer er nog géén keuze was gemaakt, en een mens nog vrij is om op de situatie te reageren. Perls noemde dat in navolging van Friedländer het ‘creatieve nulpunt’, het punt waar je nog alle kanten uit kunt, en van waaruit weer nieuwe tegenstellingen kunnen ontstaan. Zo kunnen veel mensen goed omgaan met de polariteit vrolijkheid-ernst, en al naar gelang het uitkomt een grap maken in een serieus gesprek. Zij kunnen dat doen vanuit een creatief middelpunt, zonder zich vast te zetten in een van de polen. De grote vraag is echter: hoe kom je in zo’n ‘creatief middelpunt’ als je toch een tegenstelling ervaart? In mijn voorbeeld moest ik iets veranderen aan mijn idee over de polariteit leiden-volgen, en ik ging onderzoeken of ik het idee dat ik móest kiezen los kon laten. Dat bleek te kunnen, maar de vraag wordt dan: wat wil ik nu eigenlijk? Door mij die vraag te stellen realiseerde ik dat ik op ieder moment zelf kon bepalen of ik ging leiden of volgen, en dat ik niet vanuit een rol hoefde te opereren. Dat was voor mij beslist een nieuw idee, een aha-erlebnis. Het plaatje wordt nu een polariteit als keuzevrijheid:
In de twee cases die we hieronder presenteren kun je zien hoe de scherpe kanten van tegenstellingen in een gesprek plaats kunnen maken voor vrijheid van keuze die polariteiten bieden.
Casus van Julia: leiden of steunen? Julia heeft een staffunctie in een grote organisatie. Ze is niet tevreden met het niveau waarop zij functioneert, en is bang dat ze haar capaciteiten niet goed benut. Ze vertelt dat zij voelt dat ze moet kiezen tussen leiding geven in de lijn of ondersteunen in de staf van haar organisatie. Zij kan tegen zichzelf zeggen: ‘Je moet nú eens verderop kijken, anders blijf je hangen in een staffunctie en mis je de boot.’ Zij vindt het belangrijk haar mogelijkheden te gebruiken. Maar ze zegt ook in haar zelf: "Waar gáát dit over, doe maar rustig aan, tijd voor het gezin is belangrijk en als je niet oppast krijg je weer een bijna-burnout zoals een paar jaar geleden." Haar vraag aan de groep is: "Houdt me een spiegel voor: wat zouden jullie doen? Wat moet ik kiezen?"
We onderzoeken waar Julia ontevreden over is en wat ze wil. Ze vertelt dat ze goede resultaten boekt maar dat anderen meestal de credits krijgen. Ze kan moeilijk een positie opeisen, en is daar ontevreden over. Derk zegt: ‘Jij kan je superieuren laten stralen en zelf op de achtergrond te blijven. Dát zijn de kwaliteiten van een adviseur.’ De groep helpt Julia om zowel het ‘leiden’ als het ‘steunen’ verder te verkennen. Het valt me op dat Julia in ieder antwoord ‘ja maar’ zegt. Ik geef het aan als ze het weer doet. Julia ziet nu hoe ze telkens van ‘leiden’ naar ‘steunen’ springt, heen en weer. ‘Het is als een kiezel die in je schoen zit, na een tijdje merk je het zelf niet meer’ zegt een van de deelnemers. Het gesprek komt tot stilstand, er valt een stilte. Dan vraag Jeroen naar de betekenis van een zinnetje (in de geschreven toelichting bij haar case) over haar vader die zij verloor na een verkeersongeluk. Julia vertelt dat hij last had van depressies, en nooit de positie had gekregen die hij wilde. Julia vertelde dat hij vond dat secretaresse worden voor haar al heel goed zou zijn. Op mijn vraag of ze leiding van hem heeft gemist zegt Julia dat ze trots op hem kan zijn. Jeroen vraag dan: ‘En kan je ook boos op hem zijn?’ Julia maakt nu contact met een oud verdriet. Het wordt stil, en zij vindt steun in de groep. De casebespreking komt hiermee tot een eind.
In de middagsessie analyseert Julia met Denise hoe ze de polen ‘leiden’ en ‘steunen’ met elkaar kan verbinden. Julia vertelt daarover later aan de groep: “Ik zie het nu niet als óf-óf, leiden óf steunen, maar als én-én. Ik ga situaties opzoeken waar ik zowel mijn leidinggevende als mijn ondersteunende kwaliteiten kan ontplooien. Ik ga ook kijken of ik als zelfstandig adviseur kan werken. Mijn vraag is nu: wat vind IK goed voor mij!”
De mindmap van Derk: zelfstandig of onafhankelijk Derk presenteert een ‘mindmap’ van zijn plannen en zijn bedrijven. Hij heeft een prachtig Mindmap schema gemaakt die hij heeft uitgeprint. Zijn vraag aan de groep is: ‘Mensen met wie ik werk vinden dat ik arrogant overkom als ik mijn ideeën uitleg. Ik wil van jullie graag weten hoe ik overkom als ik dit vertel.’ Derk vertelt ons uitvoerig op welke wijze hij de komende jaren een hele reeks initiatieven op het gebied van vervoer en milieu op een hoger plan gaat tillen. De uitleg duurt veel langer dan we hadden afgesproken, maar we besluiten hem niet te onderbreken.
Derk krijgt feedback van de groep die samengevat luidt: -Je komt hieruit naar voren als een creatieveling die ook nog iets met ICT kan -Je bent wel overtuigd van je ideeën, maar arrogant vind ik iets anders. -Waar zijn je partners? Daar besteed je maar weinig aandacht aan. Het lijkt wel of je alles alleen doet. -Alle blokjes in je mindmap zijn onderdelen van jou, maar ik kan de anderen niet vinden. Gun je die wel een zelfstandig bestaan? - Als je over collega’s praat hoor ik weinig vertrouwen (geeft 4 voorbeelden). Ben je misschien bang om de ander ruimte te geven? -Ik zie je ideeën, en het ziet er mooi uit, maar waar is Derk? Ik vind het moeilijk bij jou als persoon aan te haken.
Derk hoort alles aan en blijft even stil. Dan zegt hij: “Ik heb inderdaad moeite mij te binden aan een organisatie, en ook aan mijn partner. Dat is mijn worsteling.” En vraagt zich dan af: “Goh, waarom heb ik toch zóveel woorden nodig om zó weinig te zeggen?” Een bulderend gelach in de groep is het gevolg.
Derk vertelt nu dat hij niet worstelt met arrogantie, maar met een verstoorde vriendschap in zijn werk en met de relatie met zijn levenspartner. “Hoeveel tijd besteed ik thuis met mijn partner die chronisch ziek is. Ik houd mijn (gewezen) compagnon nu op afstand, en hij doet dat met mij. Als ik alleen ben voel ik me zeker, met de anderen voel ik me kwetsbaar. Ik vind dat moeilijk, en kijk er niet graag naar.” We vragen hoe het voor hem is om afhankelijk te zijn. Derk: “Als ik thuis ben, voel ik dat alle zorg voor mijn gezin (wij hebben twee zoons) op mij neer komt. Ik sta er alleen voor, mijn partner is helemaal afhankelijk van mij geworden. Ik moet haar nu overal naar toe brengen, en thuis alles doen. Ik vind het moeilijk om contact met haar beperking te maken, die te accepteren zoals het is.” We vragen hoe het is om zelfstandig, onafhankelijk te zijn. Derk: “Dan voel ik me even vrij, daar kan ik in opgaan, en als ik met mijn plannen bezig ben voel ik me ook heel sterk.” Ik vraag Derk hoe hij de polen kan verbinden. We proberen een paar vragen uit die hij zichzelf kan stellen, maar er verandert niets. Tot Derk in gedachten tegen zijn partner zegt: “En, hoe is het nu voor jou?” Hij lacht, en hij zegt dat hij zijn perspectief voelt schuiven als hij dit zegt. Hij zegt het nog een keer, en ik vraag wat er gebeurt. “Ik kan nu haar afhankelijkheid van mij voelen, maar ook haar onafhankelijkheid, en mijn afhankelijkheid van haar.” Hij kijkt blij uit zijn ogen. Ik vraag wat hij nu voelt, en hij antwoord: “Opluchting”.
Terugblik op de cases In de case van Derk was het aanvankelijk niet zo duidelijk welke polariteit een rol speelde. Derk vroeg zich af of hij arrogant overkwam, en pas op het eind van de bespreking werd hij met een aha-beleving gewaar dat hij worstelde met het maken van verbinding. Dit kunnen we begrijpen omdat één van de polen soms een blinde vlek is. Bij het werken met polariteiten helpt het daarom niet om snel naar conclusies te springen. Het werkt vooral als de polariteit spontaan in het gesprek naar voren komt en duidelijk wordt. Bij de case van Julia was het van het begin af aan duidelijk welke polariteit er speelde, maar het duurde wel even voordat er wat ruimte kwam in een tegenstelling die door haar als heel heftig werd ervaren. Verkennen van de polariteiten helpt dan vaak om de scherpe randjes van de keuze er af te halen.
Literatuur Ludwig Frambach, 2003: The weighty world of nothingness: Salomo Friedlaender's "Creative indifference", in Creative Licence, the art of Gestalt Therapy, Editors: Margarita Spagnuolo Lobb en Nancy Amendt-Lyon. George Lambrechts, 2003: De gestalttherapie tussen toen en straks. Berchem, EPO. Frederic Perls 1973, The Gestalt Approach & Eye Witness to therapy. Science and Behavior Books, 1973